contact  impressum 
  
 links 

 

Kinderarbeid en het recht op onderwijs

24.11.2001 - Sylvain Coiplet

Minstens 100 miljoen kinderen gaan volgens cijfers van de VN helemaal niet naar school. Bijna tweederde van deze kinderen zijn meisjes. Daarom nam de VN in 2000 een resolutie aan. Hiermee verplichtten politici uit de hele wereld zich om uiterlijk in 2015 basisonderwijs voor alle kinderen gegarandeerd te hebben. Sindsdien is de situatie nauwelijks verbeterd.

De politieke garantie is er voor een deel al lang. In India is het recht op onderwijs al jaren geleden in de grondwet vastgelegd. Aangezien dit recht echter tot nu toe alleen op papier bestaat, moeten bewegingen voor burgerrechten zoals de CACL (Campaign Against Child Labor) zich inzetten voor de verwerkelijking ervan in de praktijk. 50 to 70 miljoen Indiase kinderen tussen 6 en 14 jaar gaan niet naar school. Dit zou ongeveer overeenkomen met het aantal kinderarbeiders in India. Officieel wordt er uitgegaan van slechts 10 miljoen omdat daarbij alleen is gekeken naar het aantal kinderen met een arbeidscontract. Het probleem wordt daarom onderschat.

De CACL stuit niet alleen bij politici, maar ook bij de bevolking op weerstand. Politici worden niet moe te benadrukken, dat eerst de armoede overwonnen moet worden. Dan zou het probleem van kinderarbeid – en daarmee het niet naar school gaan- vanzelf opgelost worden. Wat betreft de ouders, die ondanks dat hun kinderen ook werken onder de armoedegrens blijven: die zien niet hoe ze moeten overleven, wanneer ook nog het inkomen van de kinderen wegvalt.

Kinderarbeid is ook een oorzaak van armoede

Er wordt daarbij makkelijk over het hoofd gezien, dat kinderarbeid zelf aan armoede in de toekomst bijdraagt. Wie niets geleerd heeft, zal zich nauwelijks uit de armoede kunnen redden. En nog belangrijker: economische groei leidt niet automatisch tot het overwinnen van kinderarbeid. Met name in de sterk expanderende Indiase textielindustrie werken buitensporig veel kinderen. Hier valt het beleid van economische ontwikkeling als wondermiddel gewoon door de mand. De politiek verwacht van de economie wonderen, terwijl zijzelf degene is die het probleem van de kinderarbeid heeft op te lossen. Op de welvaart van het land kan het niet eens een negatieve invloed hebben: in India zijn er meer werkzoekenden dan werkende kinderen. Alleen over de overstap moet goed nagedacht worden. Arme families kunnen het zich meestal niet veroorloven, al is het voor enkele maanden, om zonder aanvullend inkomen rond te komen. Kinderarbeid te verbieden en de getroffen families vervolgens alleen te laten, leidt tot economische rampspoed en stuit, zoals op dit moment in Zuid-Amerika, zelfs op weerstand van de kinderen zelf.

Manthoc: recht op kinderarbeid?

De leden van Manthoc, een Peruaanse kinderarbeidersbeweging, zetten zich om die reden in voor het recht van kinderen op arbeid. De Peruaanse regering heeft namelijk - zoals vele andere Latijnsamerikaanse landen- de kinderarbeid simpelweg verboden en dacht er daarmee vanaf te zijn. In de illegaliteit zijn de kinderen echter nog meer aan hun werkgevers uitgeleverd. En wanneer ze door de politie bij de straathandel worden betrapt, wordt hun handelswaar in beslag genomen. Wie nu niet meer weet hoe men het dan moet doen, hoeft alleen maar naar de Manthoc kinderen zelf te kijken. Deze hebben onderling een sterke solidariteit ontwikkeld en kunnen in noodgevallen op de hulp van anderen rekenen. Wanneer een kind geen handelswaar meer heeft omdat deze door de politie in beslag is genomen en niet meer genoeg geld heeft om nieuwe waren te kopen, springen de andere kinderen bij en verstrekken hem of haar het benodigde geld. Wanneer de gehele economie uit dergelijke netwerken zou bestaan, dan zou het geen enkel probleem zijn om de economische gevolgen van een verbod op kinderarbeid op te vangen.

Manthoc is ook in een ander opzicht voorbeeldig. De kinderarbeiders vinden de openbare scholen saai en levensvreemd. Zij hebben daarom hun eigen scholen opgericht, waar zij in hun vrije tijd werkelijk het idee hebben iets over het leven te leren. Zij houden zich niet aan de gangbare lesuren van 50 minuten en rapporten met cijfers zijn er ook niet. Het maakt de kinderen zelfbewust en meer verantwoordelijk ten opzichte van de leraren. Een schoolplicht zoals wij die hebben wijzen ze terecht af. Zou die er niet zijn maar alleen een recht op onderwijs, dan zouden de staatsscholen allang door vrije scholen verdrongen zijn. De scholen zouden dan aan de kinderen moeten bewijzen dat het de moeite waard is om juist bij hen les te volgen.

Kinderarbeiders in Guatemala hebben een vergelijkbare voorkeur voor autonome scholen omdat hieronder scholen te vinden zijn, die de Indiaanse cultuur op waarde weten te schatten: dit in tegenstelling tot de openbare scholen aldaar. Het recht op onderwijs werkt niet alleen tegen materiële armoede, maar – met name bij culturele minderheden, die vaak tot de armere groepen in de samenleving behoren- ook tegen de geestelijke armoede en beperktheid van onze scholen. Tot het recht op onderwijs hoort een andere economie, maar ook andere scholen. Daar zou men de politici ook aan moeten herinneren.

Vertaling EC Bakker


Auf Deutsch: Kinderarbeit und Recht auf Bildung
Auf Niederländisch: Kinderarbeid en het recht op onderwijs
Auf Spanisch: Trabajo infantil y derecho a una educación
Auf Portuguesisch: Trabalho infantil e direito a uma educação


Spenden